“Hoiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii…”
“Pim, kom van die tafel.”
“Zie jij mij niet?”
“Pim, die meneer houdt niet van katten.”
“Halloooooooooooooooo….ik geef pootjes EN kopjes…kijk…”
“Pim, kom hier!”
“Ik vind jou heel leuk! Zullen we samen wat gaan doen?”
“PIMMM!!!”
“Daar loopt mijn domme broertje Puck. Niet op letten. Aaitje??”
“Sorry meneer, hij doet dit anders nooit.”
“Interessant is dit zeg. Neem je dat altijd mee?”
“Pim, kom uit die tas. De meneer heeft dat nodig.”
“Kijk eens aan, wat een leuk draadje….”
“Pim, we moeten een schilderij ophangen…”
“Dat is goed…ik kijk even mee…HO, wacht, nee…”
“Hup naar buiten jij!”
(voor het raam) “Halloooooooooooooooooooooooo…….kom je ook? Zal ik een muis voor je vangen? Of een fladderaar? Of mijn domme broertje in elkaar slaan??? Hallooooooooooooo…..”
“Pim, kom van die tafel.”
“Zie jij mij niet?”
“Pim, die meneer houdt niet van katten.”
“Halloooooooooooooooo….ik geef pootjes EN kopjes…kijk…”
“Pim, kom hier!”
“Ik vind jou heel leuk! Zullen we samen wat gaan doen?”
“PIMMM!!!”
“Daar loopt mijn domme broertje Puck. Niet op letten. Aaitje??”
“Sorry meneer, hij doet dit anders nooit.”
“Interessant is dit zeg. Neem je dat altijd mee?”
“Pim, kom uit die tas. De meneer heeft dat nodig.”
“Kijk eens aan, wat een leuk draadje….”
“Pim, we moeten een schilderij ophangen…”
“Dat is goed…ik kijk even mee…HO, wacht, nee…”
“Hup naar buiten jij!”
(voor het raam) “Halloooooooooooooooooooooooo…….kom je ook? Zal ik een muis voor je vangen? Of een fladderaar? Of mijn domme broertje in elkaar slaan??? Hallooooooooooooo…..”
